Tien vragen over de Brabantse stallendeadline
Er is veel discussie over de Brabantse stallendeadline. De 10 meest gestelde vragen hebben we voor u op een rijtje gezet
Er is veel discussie over de Brabantse stallendeadline. De 10 meest gestelde vragen hebben we voor u op een rijtje gezet
1. Wat houdt de stallendeadline in het kort in?
De stallendeadline is onderdeel van het beleid van de provincie om de stikstofuitstoot terug te dringen. Hiervoor zijn landelijke afspraken gemaakt. Brabant heeft daar zelf een schepje bovenop gedaan en heeft strengere eisen gesteld. In 2017 vond de provincie dat de depositiedaling niet snel genoeg ging. Ze paste hierop haar beleid aan. In het Bestuursakkoord 2023-2027 staat een strenge stallendeadline. Dit houdt concreet in dat stallen (ouder dan 15 jaar, en bij rundvee ouder dan 20 jaar) al moeten voldoen aan de strenge norm. Ook zijn de emissienormen aangescherpt. Bedrijven moeten verder tijdig een vergunning aanvragen (9 maanden voor de deadline) en dan krijgen ze tot 1 juli 2024 om hun stal aan te passen. Bij melkvee en vleeskalveren is dat 1 januari 2026. Naast de verplichting om oude stalsystemen te vervangen, kunnen veehouders kiezen voor een natuurinclusieve bedrijfsvoering of een bedrijfsvoering met minder dieren.
2. Waarom ligt de vergunning verlening stil?
De vergunningverlening rondom de aanpassingen van stalsystemen ligt om drie redenen stil:
1. De onderbouwing van de wijze van instandhouding van Natura 2000-gebieden is nog niet voldoende helder en compleet en concreet. Zonder deze onderbouwing zijn vergunningen juridisch niet houdbaar.
2. Er heerst onduidelijkheid over de feitelijke emissie van de diverse stalsystemen op bedrijfsniveau.
3. Provincie kijkt hoe ze op basis van actuele jurisprudentie het beste kan anticiperen.
3. Wat zijn de gevolgen van stillegging?
De vertraging van vergunningprocedures slaat een ‘gat’ in het vastgestelde pad van stikstofafname. Het draagvlak voor maatregelen rondom stikstofreductie onder de veehouders neemt af. Tegelijkertijd worden er door milieugroeperingen intrekkingsverzoeken van vergunningen ingediend voor economisch gezonde bedrijven in Brabant.
4. Waarom houdt de provincie vast aan de stallendeadline?
De provincie stelt dat de stallendeadline een belangrijk onderdeel is van hun verweer tegen intrekkingsverzoeken én van de onderbouwing voor de instandhouding van Natura 2000 gebieden. Willekeurige intrekkingsverzoeken van belangengroeperingen bepalen nu welke bedrijven wél en welke niet kunnen ondernemen, ongeacht hun bedrijfsvoering, ligging en toekomstmogelijkheden. Al deze gevolgen zijn onwenselijk. Dus stelt de provincie dat de stallendeadline moet blijven bestaan. Ze is bezig met een onderbouwd intrekkingsbeleid en houdt vast aan de beoogde emissiereductie voor stallen zoals vermeld in ‘bijlage VI’ van de Omgevingsverordening.
5. Ziet de provincie Noord-Brabant ook nog andere mogelijke oplossingen voor emissiereductie?
Ja, om die reden doet de provincie zelf onderzoek naar innovaties, voer- en management maatregelen en state-of-the-art technieken. Deze moeten dan wel juridisch acceptabel inzetbaar zijn. De provincie stimuleert verder alternatieve maatregelen, zoals: minder dieren op een bedrijf houden, natuurinclusief boeren en een combinatie van meerdere bedrijfstakken op 1 bedrijf (bijv. naast veehouderij ook andere activiteiten, zoals een camping, camperstalling, dagbesteding, etc.). Veehouders kunnen ook buiten Brabant gaan boeren of hun bedrijf verplaatsen binnen Brabant. Dat laatste kan alleen als er aanzienlijke milieuwinst behaald wordt. Ook stimuleert de provincie veehouders om voer- en managementmaatregelen in de veehouderij te nemen. Tot slot geeft ze aan dat veehouders van jongvee, vleesrundvee of geiten ook biologisch kunnen gaan boeren om hun stallen niet aan te hoeven passen. Varkenshouders zouden met biologisch boeren in plaats van 85% ‘slechts’ 40% reductie te hoeven behalen.
6. Wat doet de provincie zelf om de problemen ronde stallendeadline op te lossen?
Brabant werkt aan passende beoordelingen voor stalsystemen. De 1e versie voor toepassing bij luchtwassers is sinds december 2023 gereed. Het doel hiervan is om veehouders maximale duidelijkheid te bieden over de regels. Ook stimuleert ze veehouders om zelf tijdig maatregelen te nemen. Haar motto hierbij luidt: niets doen, mag niet beloond worden! Ze heeft dan ook aangekondigd te gaan handhaven bij overtreders. Behalve als zij een tijdige vergunningaanvraag hebben gedaan en als de late vergunningverlening buiten de schuld van de veehouder ligt. Ze onderzoekt verder interessante financieringsconstructies voor innovaties en onderzoekt een eventuele aparte regeling voor ondernemers die buiten de rijksregeling voor stoppers vallen (Lbv en Lbv-plus).
7. Wat houdt een passende beoordeling precies in?
De naam zegt feitelijk wat het is. Het beoordeelt op stalniveau of de oplossing voldoet aan de regels. Als een passende beoordeling onderdeel uitmaakt van een aanvraag kan deze weer beoordeeld worden. Sinds december 2023 is een handreiking voor een passende beoordeling voor luchtwassers. Voor andere stalsystemen zijn nog geen passende beoordelingen beschikbaar.
In een passende beoordeling zijn onder andere de volgende zaken opgenomen: 1. Voorwaarden ten aanzien van uitvoering en gebruik van systemen, die zijn vastgelegd in stalsysteembeschrijvingen en kunnen worden afgeleid uit meetrapporten of andere onderzoeken. 2. Bedrijfsspecifieke correcties op emissiefactoren (bijv. het mest besmeurde oppervlak en ureum getal) 3. Eventuele toepassing van meetsystemen op bedrijfs- of stalniveau. De provincie en het ministerie zijn elk afzonderlijk doende om de inhoud hiervan verder uit te werken.
8. Hoe luidt de provinciale richtlijn bij handhaving?
Stallen van 15/20 jaar moeten tijdig zijn aangepast. De aanpassingen moeten vergunbaar en juridisch houdbaar zijn en er wordt niet gehandhaafd als tijdig een ontvankelijke aanvraag is ingediend. Die aanvraag moest voor 1 oktober 2023 binnen zijn. Houders van melkvee en vleeskalveren kunnen nog tot 1 april 2025 hun aanvraag indienen. Dit is echter alleen in de ‘routekaart naar stalaanpassingen 2024’ en in het bestuursakkoord vastgelegd, maar niet juridisch verankerd.
9. Zijn er uitzonderingen bij handhaving?
Melkvee en vleeskalverhouderijen moeten komende tijd een keuze maken welk systeem of welke andere maatregelen zij willen nemen. De rest van de veehouders zijn gebonden aan de stallendeadline van 1 juli 2024. Zij kunnen vanaf die datum te maken krijgen met handhaving.
Als een veehouder op tijd zijn vergunningaanvraag heeft gedaan (voor 1 oktober 2023) dan blijft zijn stal de komende 15 tot 20 jaar gevrijwaard van nieuwe stalaanpassingen. Hetzelfde geldt voor melkveehouders. Daar ligt de termijn voor indiening van de vergunningsaanvraag op 1 april 2025, negen maanden voor de stallendeadline voor melkveehouders en vleeskalveren (1 januari 2026).
10. Welke feiten gelden erbij vergunningverlening en handhaving?
De veehouder is primair verantwoordelijk voor keuze én realisatie van stalsystemen. Het liefst ontvangt de provincie gespreid de aanvragen en zij geeft de voorkeur aan een gecombineerde aanvraag voor milieu, bouwen én de Natura 2000-activiteit. Negen maanden voor de stallendeadline moet de aanvraag ingediend zijn (1 april 2025 voor melkvee- en vleeskalverhouderijen en dus 1 oktober2023 voor andere veehouderijen en), dan is de provincie coulant bij handhaving.
LET OP: De emissienorm uit bijlage VI wordt bij een tijdig ingediende aanvraag bepaald bij indiening en niet bij besluitvorming!
Het moment van vergunning aanvragen bepaalt dus de hoogte van de emissienorm. Ook melkveehouders die voor 1 juli 2024 hun Wnb-aanvraag doen, profiteren dus van gunstiger emissie-eisen. (Zij kunnen dan nog rekenen met 7 kg per koe per jaar.) De stalaanpassing moet 9 maanden na het onherroepelijk worden van de Wnb-vergunning klaar zijn.